’Me ne vado’ – Fietsen naar Toscane

door Noor Andeweg – 4 september 1999 t/m 2 oktober 1999


Dag 1: Het begin

Vanaf treinstation Heerlen volg ik de bordjes Kerkrade, Kohlscheid en Bardenberg en rij Duitsland verder door, richting de camping in Echtz. Als ik me aan ga melden wil de eigenaresse 2 douchemunten aan me kwijt omdat ze er ’zeker’ van is dat ik niet alleen onderweg ben. Wanneer de overnachting ook zeer prijzig wordt, trek ik bij haar aan de bel. ”Deine Mann” zegt ze, en ze wijst een voor mij volkomen vreemde heer aan die ligt te zonnen. Dan vertel ik haar dat mijn man ’zu Hause’ is en nu dus van zijn vrijheid geniet (als de kat van huis is) en ik alleen op stap ben. Ze begrijpt hier niets van en maakt haar verhaal af door ook de ’verschrikkelijke’ gebeurtenissen uit de krant er bij te halen.
Later op de avond komt er nog een fietsend stel met de tent naast me staan. Ze stellen zich voor als Stefan en Ent en komen uit Oost-Duitsland. Ze volgen de Kaiserroute die loopt van Paderborn naar Aken en ongeveer 370 km lang is.


Dag 2

Uitgezwaaid door Stefan en Ent ga ik richting de Rur. Alles staat duidelijk aangegeven. Na 8 kilometer fietspad langs de Rur verandert bij Lommersum de omgeving in uitgestrekte velden met suikerbieten waar werkelijk geen kip is te zien. Het is warm en ik ben blij als bij Heimersheim de bossen beginnen. Bij Holzem trakteer ik mezelf op een ijsje en hou onder de grote parasol een praatje met de verkoopster. Ze biedt me ook een stoel aan en vindt het ’ganz toll’, om vier weken van huis te zijn.

Rond 19.00 uur rij ik de camping in Remagen op. Een ANWB gekeurde met mooi sanitair. Op nr.122 mag ik de tent opzetten, tegenover een fietsend Hollands stel. Als het half donker is komen ze nog een praatje maken en wordt mijn fiets met de zaklamp bekeken. Ze rijden zelf op een voor mij onbekend merk maar zijn er ook zeer zuinig op en geven de fietsen een plastic jasje aan voordat ze gaan slapen. Ik prijs mezelf nog steeds gelukkig met de tent waar ook de fiets binnen kan staan. Altijd droog en vooral de zekerheid dat de fiets er de volgende morgen nog staat.


Dag 3: Langs de Rijn

De overburen vertrekken al vroeg. Ze zijn bezig aan de terugreis naar Nederland en willen dit nu in één dag halen. Een prettig idee te weten nog enkele weken in het vooruitzicht te hebben. Vandaag zak ik de Rijn verder af tot aan de Loreley. Bij Koblenz, waar Moezel en Rijn samen komen (Deutsches Eck) neem ik niet het bootje om naar de overzijde te gaan, maar volg de route van het boekje. Af en toe wijkt het fietspad af van de Rijn door afschuwelijke industrieterreinen, maar gelukkig wordt het uitzicht na Koblenz leuker door de wijngaarden, bossen en kasteeltjes.

Het is opnieuw warm vandaag. Verkoelend is dan ook het mineraalwater bij Rhens. Voor de fabriek staat een fontein waar je gratis water kunt tappen en veel mensen maken hier gebruik van. Soms passeer ik een bedrijfsterrein en net voor St. Goar verandert het pad in een brede fietsstrook, links van de drukke weg. [Nu is hier gelukkig een echt fietspad aangelegd. HR] Ik kijk nog even rond in St. Goar en rijd dan door naar de voor mij bekende camping tegenover de Loreley, met de toepasselijke naam: Loreleyblick. De plaatsen langs het water zijn allemaal bezet door senioren met caravans, voor het uitzicht op de Loreley en het jaarlijkse spektakel ‘De Rijn in vlammen’. Duwbakken varen af en aan en ook komt de trein regelmatig langs. Nu weet ik ook ineens weer dat het de vorige keer een zeer rumoerig nachtje was. In het donker hebben ze allemaal een ander deuntje om extra duidelijk te maken dat ze er zijn.


Dag 4

Om 9.00 uur ben ik startklaar en voordat ik weg rijd koop ik bij de kampwinkel nog wat lekkers en post meteen een kaart voor thuis, waarop de ’Rijn in Vlammen’ staat afgebeeld. Bij Kaub maak ik een foto van het kasteel Pfalzgrafenstein met daarachter het stadje Kaub. Het is een prachtig plaatje en regelmatig stoppen er bussen met toeristen voor een foto.

Tijdens een pauze ontmoet ik Megan. Een fietsende Amerikaanse journaliste die voor de Daily Mirror van Californië haar avonturen schrijft. In ongeveer 9 maanden legt ze 10.000 miles af en passeerde o.a. Roemenië en Bulgarije. Een interessante vrouw van 60 jaar met veel humor. Terwijl de trein achter ons langs dendert praten we over onze fietsavonturen. Met haar vergeleken ben ik nog een ’groentje’, maar er is nog hoop!

Half in de middag wordt het warm en zonnig. Langs de dijk in de buurt van Ingelheim zijn veel boomgaarden met appels. Ik heb wel trek in een appeltje voor de dorst en onder de bomen is het goed vertoeven. Na voldoende vitamine C volgt mijn route tot Mainz, waar de weg een verandering heeft ondergaan. Een stel wielrenners weten van de omlegging en rijden via een binnendoorweg met me mee tot aan de Rheinallee, richting Rijnoever.

 

noor1  
Bij het veer over de Rijn bij Gernheim

 

Dag 5: Dieper Duitsland in

Langs het dijkje rijd ik verder, het is prachtig weer. De fel gekleurde zonnebloemvelden maken een mens vrolijk en ik heb er weer ontzettend veel zin in. Wegwijzers geven duidelijk aan welke landwegen ik moet volgen. In een kleine winkel haal ik ook enkele boodschappen. Als ik bij de veerpont Kornsand-Nierstein arriveer, ligt deze al op me te wachten. Volgens het boekje vaart hij elke 20 minuten dus ik bof dat ik direct mee kan. Aan de andere kant volg ik opnieuw polderwegen met zeer veel wijnranken. Ze noemen het hier ook niet voor niets ’In den Weingarten’.

De thermometer wijst 29 graden C aan en onder de hoge bomen langs de Rijn hou ik middagpauze. Het is hier zo rustig, alleen vaart er af en toe een duwbak langs. Na een uurtje stap ik weer op en neem de veerpont bij Gernsheim om weer aan de andere zijde verder te gaan. Ook deze ligt reeds te wachten, het zit dus echt mee vandaag.

Op de velden in de buurt van Fehlheim telen de boeren vnl. mais. Ook de dames van de vrouwenvereniging maken hier net een gezellig fietstochtje en zijn erg nieuwsgierig wat een vrouw alleen hier heeft te zoeken. Ze lezen waarschijnlijk alle krantenberichten en praten alleen maar over ’de slechte wereld’. Mijn bezigheid vinden ze dan ook zeer onverantwoord. Verder in de middag kom ik in Lorsch waar ik het oude klooster wil bezoeken. Het is gesloten vandaag, dus neem ik genoegen met een foto van de Königshalle en koop ik nog een ansichtkaart.


Dag 6

Ik vervolg mijn route naar Ladenburg, een oud stadje waarbij we volgens mijn boekje terug gaan naar de tijd van de Romeinen. Vooral de straatjes met de vakwerkhuizen zijn prachtig, alles zit goed in de verf. De vele terrasjes zijn druk bezet. Bij het ruiterbeeld van Jupiter vraag ik een dame of ze een foto van mij wil nemen (helaas is de foto mislukt). Via de Heidelbergerstrasse rij ik Ladenburg uit. Dit stuk weg maakte deel uit van een Romeinse weg, wat nog herkenbaar aan een kopie van een Romeinse mijlpaal.

Zo rijd ik dan Heidelberg binnen. Het is enorm druk en ik heb het nooit zo op grotere plaatsen met al dat verkeer. Geef mij maar de landwegen en de rustige omgeving. Toch valt alles reuze mee en passeer ik de brug over de Neckar. Je hebt een prachtige uitzicht vanaf deze brug. In het daarnaast gelegen park eet ik een broodje. Enkele jaren geleden kwam ik tijdens een fietsroute langs de Neckar ook langs Heidelberg en besluit daarom de stad verder niet te bezoeken. Ik hou richting Speyer aan en ruik plotseling de geur van dille. Grote velden met prachtige bloemschermen; waarschijnlijk worden die gebruikt bij het inleggen van ’gurken’.

De camping die ik op het oog heb ligt 3,5 km buiten Bruchsal dus moet ik de stad door en passeer een korte verlichte tunnel. Bij aankomst blijkt de camping een Natuurvriendenhuis te zijn waar ook gekampeerd kan worden voor een luttel bedrag. Net als elke avond kook ik mijn prutje en geniet vanuit mijn luie stoel van de omgeving. Deze stoel is werkelijk een uitvinding vanwege zijn constructie en zit nog lekker ook. Opgerold past hij makkelijk tussen de andere spullen en weegt ± 300 gram. Mijn slaapmatje is er eenvoudig in te schuiven, dubbel te vouwen en d.m.v. de zijkanten aan te trekken wordt het een geweldige stoel. De dikte van de stoel bepaal je zelf door het eventueel iets bij te blazen. De slaapmat heeft dus een dubbele functie.


Dag 7: Klooster Maulbronn

Vandaag zit ik al vroeg in het zadel om het klooster bij Maulbronn te bezoeken, waar ik toch bijna langs kom. Het valt toch tegen wanneer ik met de eerste heuvels van 6-7% wordt geconfronteerd. Mijn training thuis en in de Ardennen was best intensief maar toch met weinig kuitenbijters. Doordat ik steeds in de veronderstelling was dat het klooster hoog zou liggen is het een meevaller om te zien dat dit niet zo is. Vanaf Ölbronn is het maar 6 km rijden en zijn er weinig heuvels. Het klooster werd in 1147 gesticht en is prachtig bewaard gebleven. Er gaat een legende over monniken die met een ezel aan de wandel waren en besloten hadden een klooster te bouwen op de plek waar de ezel zou gaan drinken (in het kort samengevat). Op deze plaats staat nu een bronnenhuis (fontein). Door de mooie gotische ramen zie je de fontein al staan. Hij heeft 3 etages en zit vol met duiven.

Na de rondleiding haal ik nog net voor sluitingstijd broodjes en buttermilch bij de supermarkt. Als ik zie dat de bakker ook nog open is kan ik verleiding niet weerstaan om tevens nog een stuk pruimentaart naar binnen te werken. Alles smaakt heerlijk en ik geniet met volle teugen.

Bij Pforzheim volg ik een stukje het riviertje de Nagold en neem dan de steile berg richting Huchenveld. Er zijn verder geen campings in deze omgeving en ik ben afhankelijk van de enige verderop in Schellbronn. Een pittige route en ik heb bijna geen armen en benen meer over als ik op de camping arriveer. Het is er zeer bosrijk; de krekels tsjilpen, de vogels fluiten en verder hoor je niemand.


Dag 8: Raar mannetje

Door de hoogte (533 mtr) was het een stuk frisser dan afgelopen nachten. Alles lijkt ook veel groener en de grond is minder hard. Na een stevig bord Brinta, omdat het brood op is, zit ik om 9.00 weer in het zadel om richting Weil der Stadt te gaan. Ook maak ik net als iedere morgen nog een bidon heet water klaar voor de onverwachte trek in koffie of thee. In een klein gehucht passeer ik lederhosen die naar een oogstfeest gaan en als ik een boer bezig zie met appels plukken stop ik voor een praatje. ”Gewoon”, zoals de plukker zegt, ”een gezellig praatje”, waarom kan dit tegenwoordig niet meer? Hij bewondert mijn ’courage’, wenst me veel plezier en geeft wat mondvoorraad mee.

Een klein schriel mannetje op de fiets bij een stoplicht maakt me wegwijs en zegt helaas niet mee te kunnen gaan om me te begeleiden. Dat hoeft ook niet, maar als ik de straat ben over gestoken verandert hij van gedachten. Hij wil me alsnog vergezellen, het is toch zaterdag en veel heeft hij eigenlijk niet te doen. Vooruit dan maar, veel kan er volgens mij met zo’n klein mannetje niet gebeuren. De eerste vraag die op zijn lippen brandt en ook direct wordt gesteld is: ”Waar slaap je vannacht”? Ik ga er maar van uit dat dit met goede bedoelingen wordt gevraagd en geef hem antwoord. Inmiddels passeren we diverse stoplichten en aan de straten lijkt geen einde te komen. Het gesprek wordt vrij persoonlijk en op de één of andere manier bevalt zijn houding me niet. Ik zet er een tandje bij waardoor zijn kleine beentjes het maar net bij kunnen houden. Uiteindelijk komen we aan de rand van een bos waarbij ik me afvraag wat er nu gaat gebeuren. Dan stapt hij af en vertelt dat hij vanwege zijn gezondheid niet verder mee kan.


Dag 9: Bezoek aan vriendin Sil (enerverende dag!)


Dag 10: Schwäbische Alb

In Tübingen haal ik boodschappen en ga vanwege de enorme drukte (en dat op maandag) direct verder. De weg in Nehren is opgebroken, maar een aardige heer met een hond vertelt meteen hoe ik nu moet rijden. Hij spreekt bovendien Hollands, woont hier al vele jaren en legt me nog eens heel goed uit hoe je de % het beste kunt bestijgen. Vooral rustig blijven, het verstand op nul zetten en niet meer aan tijd of kilometers denken. Vooral niet als een dolle stier naar boven proberen te gaan. Nou, dat had ik ook al ervaren! De berg na Talheim is gelijk aan de Vaalserberg volgens hem en dat moet gaan. Met de wijze raad in mijn achterhoofd ga ik langzaam aan naar boven. Het is flink zweten, maar geeft een voldaan gevoel als ik boven ben.

Dit is het Schwabenland, waar een mens zoals ik zich direct thuis voelt. Een rustgevend boerenland met veel glooiende heuvels en uitgestrekte velden. Roofvogels cirkelen boven de velden, krekels tsjilpen en enorme libellen vliegen rond. Bij de receptie van de camping in Erpfingen verandert ’Guten Tag’ in ’Grüß Gott’ en moet ik goed luisteren als de eigenaar me uitlegt hoe ik morgen naar de ’Bährenhöhle’ kan rijden.


Dag 11: Verder over de Schwäbische Alb

De ’Bährenhöhle’ werd in 1949 ontdekt en er bevonden zich hier ook diverse berenskeletten. Het geeft ook echt de indruk in een ’berenhol’ te zijn. Als het licht aan gaat zie ik prachtige grillige rotsen in mooie kleuren. Het enige wat je hier hoort is het gedrup van water langs pegels in allerlei vormen. In het nabijgelegen restaurant laat ik me de apfelstrudel goed smaken en vraagt de ober waar de reis naar toe gaat. Hij vindt de Silvrettapas toch wel wat hoog gegrepen en volgens hem is het onmogelijk om dit met de fiets te doen. Zijn collega bevestigt het ook nog een keer: ”Mens waar begin je aan!” Na dit optimistische gesprek daal ik de heuvel weer af om bij Stetten de route op te pakken.

Aan het einde van de middag arriveer ik in Sigmaringen. Hier is ook de camping waar ik wil overnachten en deze is te bereiken via het fietspad langs de Donau. Veel fietsers maken hier gebruik van en als je stevig doortrapt kom je na een dag of wat vanzelf in Passau uit. Vanuit mijn tent kijk ik op ’Schloß Sigmaringen’. De eigenaresse van de camping vindt het absoluut een bezoekje waard en met de laatste rondleiding van die dag kan ik precies nog mee. Via prachtige zalen met marmeren vloeren en heel veel portretten van familieleden gaan we ongeveer terug naar de 11e eeuw.


Dag 12: Zuid-Duitsland

Verderop brengt de route brengt mij langs kleine idyllische dorpjes met prachtige kerkjes waar vaak een bankje bij staat om uit te rusten. Ook hier hou ik even een kleine pauze. Dan zet ik de tocht weer voort en kom in het Deggenhauser Tal. Een zeer groene omgeving en afgezien van een paar klimmetjes een prachtige route. Tijdig kan ik nog net een zwarte eekhoorn ontwijken die de weg oversteekt.

Vanwege het vroege tijdstip laat ik de camping bij Altenbeuren liggen en rijd door naar Oberteuringen, Tettnang en Laimnau. Stuk voor stuk plaatsen met mooie dorpskerken, huizen met balkons waaraan geraniums hangen die nog steeds uitbundig bloeien. Ook bruggen en lantaarns zijn vaak opgesierd met bloemen. Alles blijft er fleurig uitzien doordat het dagelijks water krijgt. Een tractor met tankwagen rijdt langs om alles van water te voorzien.
De afslag naar de camping bij Laimnau/Badhutten is afgesloten, maar met een omweg van enkele kilometers toch nog te bereiken. Door deze omleiding kom ik nu langs een fruitstalletje met heerlijke aardbeien van eigen bodem. Rond deze tijd van het jaar verwacht je dat niet meer zo snel, dat wordt dus extra smullen.


Dag 13

Via de hangbrug over de Argen ga ik op weg naar Lindau. Overal staan appel- en perenbomen langs de weg en er ligt veel rot fruit op de grond. Dan passeer ik hopplantages met stellages van wel 4 mtr hoog. De hop is geoogst, alleen het achtergebleven dorre hout toont aan welke hoogte dit kan bereiken. Het is leuk fietsen langs de Bodensee, alleen jammer dat de lucht niet helder is, je kunt de overkant nu slecht zien.

Als ik nodig moet plassen en de toiletten ontbreken is dit meestal geen probleem omdat er altijd wel een struik in de omgeving is. Hier langs de Bodensee wordt de nood zeer hoog en struiken zijn er niet direct te vinden. Ooit las ik in een boek over een fietster die met ditzelfde probleem te kampen had. Ze trok haar regenponcho aan en rommelde in hurkzit wat aan de fiets. Tot aan vandaag snapte niemand wat hier gebeurde. Vreemd was het wel bij zonneschijn en 30 graden C! In ieder geval werkt het prima en ben ik verlost van de hoge nood.


Dag 14: De Alpen in

De eerste ’echte’ bergen beginnen bij Frastanz, richting Bludenz en de rivier de Ill stroomt me hier tegemoet. Het gletsjerwater is ijskoud en heeft een prachtige blauwe kleur. Voorbij Nenzing is het uitzicht magnifiek. Oostenrijk is voor mij geheel onbekend en wanneer je dan die enorme bergen van dichtbij ziet maakt dat een enorme indruk. Bovendien is de natuur in herfsttooi en rondom grote bomen vindt je allerlei gekleurde zwammen.

In Bludenz haal ik vers brood voor de middagpauze om in het Montafondal op een mooi plekje met volle teugen te genieten van omgeving en twaalfuurtje. Onderweg is men niet enthousiast als je over de Silvrettapas begint. Ze verklaren me nog net niet voor gek maar het scheelt niet veel. Het wordt een aanslag op mijn leven volgens een Oostenrijkse heer.

De weg gaat hier langzaam omhoog en dat is af en toe goed te merken. In Schruns (700 mtr. hoogte) bezoek ik het Montafoner Heimatmuseum. Zo krijg je ook een indruk van het leven op het Oostenrijkse platteland. Niet echt spectaculair maar een leuke onderbreking. Als ik door een raam naar buiten kijk zie ik dat de lucht naar regen staat. Dat betekent opstappen, want vandaag wil ik net voor de Silvrettapas overnachten en vnl. wordt het klimmen. De weg gaat verder omhoog en het weer wordt slechter. In de buurt van St.Gallenkirch, waar ook een camping is, tref ik een verlaten terrein aan. Gedurende de maand september zijn ze gesloten en wordt ik doorverwezen naar Gortipohl. Hier barst een hevige regen- en onweersbui los.


Dag 15: Met de bus over de Silvrettapas

Ik ben weer een ervaring rijker geworden vannacht. Nooit geweten dat onweer tussen de bergen zo’n hels kabaal maakt. Het duurde niet zo lang maar de vele lichtflitsen en rake klappen mochten er zijn. Nu ziet alles er fris en zeer helder uit en ruikt het naar houtkachels. Die zijn wel nodig en ook ik heb veel lagen over elkaar aangetrokken.

Even voor half 9 rij ik weg richting Gaschurn en haal hier tevens enkele boodschappen. Hier is ook een toeristeninfo en na alle verhalen over de Silvrettapas ga ik er toch even langs om te informeren hoe laat een eventuele bus naar boven gaat. Deze vertrekt om 9.27 uur en stopt dan bij Partenen (1027 mtr. hoog). Hier vandaan rijdt hij rechtstreeks naar de Bielerhöhe (het hoogste punt). De volgende bus gaat twee uur later. Ik besluit door te gaan naar Partenen en haal hier alle bagage van de fiets af om alsnog met de bus verder te gaan.

Het klimmen valt me toch wel zwaar, dus waarom moeilijk doen als het makkelijk kan. Ik probeer toch ook een beetje naar mijn lichaam te luisteren en doe hier volgens mij verstandig aan. Er rijden twee bussen, want het is tamelijk druk door de vele wandelaars. Alhoewel de chauffeurs eerst niet van plan zijn de fiets ook mee te nemen (het is ongebruikelijk!!!??) laat men het uiteindelijk toch toe. De zijklep gaat open, alles wordt ingeladen en de rit naar boven kan beginnen. Voor in de bus is nog een plaats vrij waardoor ik dus eerste rang kan gaan zitten. De bus slingert omhoog en er lijkt geen eind aan te komen. Wanneer we het punt bereiken van 11% ben ik echt heel blij comfortabel te zitten. Een aanslag wil ik het niet noemen maar stevig klimmen is het zeker.

Om 10.15 uur arriveren we boven op de Bielerhöhe (2036 mtr. hoog) en het is hier ijskoud. Het is wel een belevenis om op zo’n hoge berg te staan en de eeuwige sneeuw nu van dichtbij te zien. Mensen wandelen langs de Silvretta See en er worden veel foto’s genomen.

De afdaling varieert van 5% tot 11%. In het begin zag ik hier toch wel tegen op omdat ik geen snelheidsfreak ben, maar al dalend valt dit reuze mee. Een helder uitzicht met hier en daar laaghangende bewolking. Loslopend vee langs de weg, een klein riviertje dat naar beneden stroomt en wilde bloemen die nog volop bloeien. In de verte hoor je bellen klingelen, af en toe passeert er een auto, maar verder voel ik me geheel alleen op de wereld tussen deze enorme bergenmassa. Rond Galtür zie je de compleet door lawines weggevaagde bossen, een restant van de ravage van vorig voorjaar.
Op een hoogte van 1455 mtr. bij Mathon is er van de daling weinig meer te merken. De dorpen zijn bijna allemaal wintersportoorden; bij Tobadill brengt een kabelbaan je naar 2000 mtr. Hier is het ook minder koud dan op de Silvrettapas en op een bankje uit de wind is het lekker zitten. [De route over de Silvrettapas is naderhand eerst vervangen door de Arlbergpas (1793 m) en sinds 2016 door de Buchener Höhe (1256 m). HR]

Vroeg in de middag arriveer ik midden in de stad op de camping van Landeck. Hier ontmoet ik Martin, die aan de andere kant van het veld ook net zijn tent heeft op gezet. Hij komt uit Amerika, is naar München gevlogen en van daaruit richting Zwitserland en Italië gefietst. Koken behoort niet tot zijn hobby en wanneer hij vertelt vanavond uit eten te gaan besluit ik om hem te vergezellen. Weer eens wat anders dan potje prut en zeer gezellig door zijn vele verhalen en ervaringen. Pas laat in de avond keren we terug naar de camping.

 

Dag 16: Nog een Alpenpas

Het was een frisse nacht, ik heb werkelijk als een mummie geslapen. Na het ochtendritueel kijk ik of Martin al wakker is om hem een fijne reis te wensen, want ik wil vroeg vertrekken.
Langs de rivier de Inn ga ik op weg naar Ried en dat betekent opnieuw heuvels op en af, maar het gaat steeds beter, ik krijg er zelfs plezier in. In de verte klingelen bellen en een boerin met veestapel kruist mijn pad. De koeien dragen enorme bellen en blijven staan voor een foto.

Ik passeer de Zwitserse grens en volg de weg tot aan Martinsbruck. De douanebeambte maakt een praatje en vertelt dat er veel Hollanders deze weg passeren. Toch ben ik er nog geen één tegen gekomen, maar dat zal wel aan de tijd van het jaar liggen. Na 9 km geeft een bord richting ‘Nauders’ aan en zit ik weer in Oostenrijk. Ik begin nu aan de rit naar Norbertshöhe, 6 km lang met een stijgingspercentage van 7%. Het is koud geworden en vooral de wind maakt het onprettig fietsen. De klim met haarspeldbochten is pittig en nummers geven aan hoe ver het nog is (13 tot 1).

Zo bereik ik Norbertshöhe (1405 mtr. hoogte) en daal weer af naar Nauders, waar ik het eerste beste café bezoek voor een warme kachel om mezelf een beetje op te warmen. De bergen zijn verdwenen achter enorme wolken en de lucht is aardedonker. Mensen lopen zelfs met mutsen op. Wandelaars die ook het café bezoeken, vertellen dat het morgen noodweer wordt en ik fietsen beter even kan vergeten. Ze adviseren me de Alpencamping op te zoeken, 5 km hier vandaan en daar voorlopig ook te blijven.
Met moeite krijg ik de tent staande, de wind trekt aan alle kanten en de eerste regendruppels vallen. Gelukkig sta ik tussen twee lege caravans in, die de wind nog een beetje tegen houden. Volgens de campingeigenaar wordt er zeer veel regen verwacht in Zuid-Tirol.

 

noor2  
Fietspad langs de Reschensee

 

Dag 17: Verplichte rustdag

Het was een verschrikkelijke nacht, even kreeg ik de indruk dat ik buiten lag. Zeer veel wind en regen kwam met bakken uit de hemel, dus is er van slapen niet veel gekomen. De lucht is grijs en de richting waar ik heen wil gaan ziet er donker en onaangenaam uit. Terwijl ik eet regent het onophoudelijk en kamperen is nu echt kramperen aan het worden. Als ik om me heen kijk zie ik dat het water op het grasveld blijft staan en ook mijn fietswielen krijgen last van een watersnood.

Alhoewel binnen alles droog blijft ben ik toch bang dat ik straks van de berg ga spoelen en aangezien fietsen absoluut niet mogelijk is hijs ik mezelf in regenkleding en zoek de eigenaar op. Met hoge laarzen en zuidwester bekijkt hij de situatie, heeft alle begrip en biedt direct de kinderkamer van de camping aan als dagverblijf en in het skihok kan ik alles laten drogen. Onder zijn woonhuis/receptie bevindt zich een enorm sanitair waar naast de kinderkamer ook nog een keuken is te vinden. Ik mag van geluk spreken dat dit allemaal mogelijk is, met uitzicht op het grenswisselkantoor. Italië ligt op een steenworp afstand.

Het wordt een verplichte rustdag die misschien toch weer ergens goed voor is. Aangezien er geen winkels in de omgeving zijn maak ik hier gebruik van mijn noodvoorraad die uit cup a soup en dikke repen chocola bestaat. Als het avond is regent het nog en installeer ik me op de smalle bank om te gaan slapen.


Dag 18: Zuid-Tirol

Na dit avontuur klaarde ook het weer op en hervatte ik de volgende dag mijn fietstocht. Ik hou de grote weg aan omdat het fietspad een modderbad is geworden en wat het autoverkeer betreft valt het reuze mee. Ook ga ik voor het eerst van mijn leven onder lawinegalerijen door. Op sommige plaatsen staat de weg nog blank van het water.
Na een stijging van 9% bereik ik Dorfl waar je door de vele geraniums niet de indruk krijgt in Italië te zijn, maar eerder in Oostenrijk. De kippen lopen vrij rond en ook hier klingelen bellen ver weg. Het zonnetje laat zich inmiddels van zijn goeie kant zien en de lange broek kan weer in de tas.

Voorbij Laas begint de appelstreek waarvan sommige laaggelegen boomgaarden met hun stam in het water staan. Enorme hectares met rode, gele en groene appels die hier en daar ook geplukt worden. De rivier de Etsch die beneden in het dal stroomt zorgt voor de watervoorziening van de boomgaarden, maar voorlopig is dit niet nodig. Er passeren veel wandelaars en kleine tractoren met aanhangwagens vol appels rijden af en aan.
Tegen 16.00 uur zie ik dat er voorbij Latsch een camping is te vinden. In het dorp haal ik nog wat boodschappen omdat de meeste campingwinkels rond deze tijd van het jaar niet zo veel meer in huis hebben.


Dag 19: tussen de appelboomgaarden

Via de achteruitgang van de camping sla ik rechtsaf richting Kastelbell, tussen de appels door. Plukkers bieden ze op verschillende plaatsen aan. Zo slinger ik tussen de boomgaarden door en passeer Naturns en houd bij de sluizen in de buurt van Plars koffiepauze. Het water van de Etsch komt hier met een enorme kracht naar beneden.

Opnieuw fiets ik tussen de vitaminen en bij een fruitstalletje stop ik voor wat druiven. De verkoper is een joviale man die ze direct afspoelt, me een stoel aanbiedt en daarbij vertelt veel respect te hebben voor een vrouw die alleen op de fiets vanuit Holland komt. Mijn dag kan niet meer stuk! Er stoppen automobilisten voor fruit en flessen wijn en het lijkt net of ik bij de inventaris hoor. Het is bijna middagpauze en zijn vrouw brengt nudeln in een pannetje. Natuurlijk mag ik ook mijn boterhammetje hier op eten want verderop staan geen bankjes volgens hem en dit is net zo gezellig. Bovendien kan ik dan wat uitrusten, omdat zo’n reis toch niet niks is.
Na zijn verhalen over Ötzi de gletsjerman en de Ritten (aardpiramiden) bij Bolzano bedank ik hem hartelijk en vertel dat ik op de terugreis naar Holland samen met mijn man nog even langs kom. Bolzano laat ik links liggen i.v.m tijdnood en de Ritten bezoek ik wel op de terugweg. Bovendien is alles niet te voorspellen en stop ik graag onverwacht.


Dag 20: verder Italië in

Het zwervende bestaan bevalt prima en ik voel me dan ook als een vis in het water. Eigenlijk is er maar weinig nodig om het leven aangenaam te maken. Via de Weinstraße rij ik richting Tramin. Het gebied bestaat voornamelijk uit druiven en heet dus niet voor niets de ‘Weinstraße’. Een bord geeft aan dat het hier de ’Heimat des Gewurztraminers’ is. Een verrukkelijke witte wijn die ik deze keer toch moet laten staan.

Het valt me op dat men in deze streek totaal niet vreemd op kijkt van een vrouw alleen op de fiets. Prettig om eens niet te hoeven uitleggen over het hoe en waarom. De conversatie in het Italiaans verloopt stroef maar met behulp van het boekje ’Wat en Hoe’ komen we een heel stuk verder en vermaak ik me kostelijk.

Niet alleen de omgeving, maar ook de plaatsnamen klinken steeds mooier, o.a. Roverè della Luna. Hier passeer ik enorme rotsen tot aan Mezzocorona. Af en toe hoor je explosies en borden geven aan dat hier asfalt en beton gemaakt worden. Het zijn indrukwekkende, gigantische hoge rotsen en door de ontploffingen rolt er hier en daar wel eens een brok steen op de rijweg. Vangnetten zijn gespannen om ongelukken te voorkomen.

De weg die naar ’piste per ciclisti per Trento’ moet leiden is afgesloten, dus stop ik bij een sigarenzaak om te informeren. Met veel ’sempre drito’ en ’sinistra’ tot aan een ’semaforo’ kom ik uiteindelijk in S. Michele all’ Ádige uit om hier het bewuste fietspad te volgen richting Trento. Er bloeien veel gele bloemen langs de Ádige en naast flitsende fietsers kruisen ook grote groene rupsen mijn pad. Ook staan er bankjes om van het uitzicht te genieten. Het pad loopt tot aan Trento en na het passeren van diverse bruggen besluit ik uiteindelijk om toch de binnenstad nog in te gaan voor de Neptunusfontein. Hij staat op de Piazza Duomo en is niet moeilijk te vinden. Na een kwartiertje bevind ik me in de autovrije zone en laat mijn fiets bij het museum staan. Bij terugkomst constateer ik opnieuw dat er nog eerlijke mensen bestaan; de fiets staat er namelijk nog en ik blijf er toch altijd nog in geloven.

De weg terug rijden zoals ik hem ben gekomen valt niet mee. Trento is een grote stad waar je ook nog kunt verdwalen (althans ik) en bovendien rijden sommige Italianen krankjorum en denken echt niet aan die vrouw op de fiets. Aan een wielrenner bij een stoplicht vraag ik de weg naar de rivier en deze zegt meteen dat hij wel ’even’ voor fietst en ik dus alleen hoef te volgen. Zijn snelheid ligt gelijk aan dat van een jachtluipaard en door zijn felgekleurde gele outfit zie ik hem steeds in een flits voor me uit gaan. Als een speer schiet hij tussen het verkeer door, links voorsorteren en dan weer rechts afslaan. Waarschijnlijk heb ik iets met wielrenners, want waar ik ook kom, juist ZIJ zijn er altijd om me te helpen. Uiteindelijk stopt hij voor de brug waar het pad weer verder gaat en voor ik hem kan bedanken steekt hij zijn duim in de lucht en gaat er weer als een haas vandoor.

De volgende grote stad na Trento is Rovereto. In deze omgeving zijn geen campings [Inmiddels zijn er een paar mini-campings. HR] dus lijkt me een hotelovernachting een prettige afwisseling. Aan een paar dames die op het fietspad staan te babbelen vraag ik naar een voordelig hotelletje. Er wordt hevig gediscussieerd want de één weet het beter dan de ander en al snel wordt het groepje van mensen groter. Ze weten wel waar, maar: ”come se chiama?”

Uiteindelijk gaat het om hotel Christina en dit wordt ook in het boekje beschreven. Helaas hermetisch afgesloten en het ziet er niet naar uit dat dit vandaag nog open gaat. Volgens passanten is Christina, de betreffende eigenaresse, niet thuis maar Hotel Celeste ligt ook in de omgeving. Ook hier heb ik geen geluk, omdat men geen kamers verhuurt op dit moment. Het voordeel van een grotere plaats is dan toch wel de keuze aan hotels. Aan een drukke weg ligt Hotel Flora, een duurdere klasse hotel maar voor een nacht is dit geen probleem en de fiets mag in de garage staan.


Dag 21: Italiaanse gastvrijheid

De volgende ochtend wordt mijn thermos weer gevuld met heet water en na het afrekenen haal ik de fiets uit de garage om weer verder te gaan richting Mori. Na een stuk fietsen langs de Ádige passeer ik enorme rotswanden tot aan S. Cecillia. Opnieuw is het erg warm vandaag en de waterpomp in Chizzola zorgt dan ook voor verfrissing.

Volgens mijn boekje ligt er in het verderop gelegen Sabbionara een kasteel en is dit iets voor een onderbreking. Het is bovendien nog vroeg dus lijkt het me wel wat en begin ik aan de klim naar boven. Twee Italiaanse dames staan druk te kwebbelen en vragen direct waar ik naar toe ga. ”Naar Castello di Ávio met de fiets?” De dames zijn het met elkaar eens dat dit lastig is en zeer onverstandig.
”Waarom laat je de fiets niet bij mij staan?”, vraagt de ene.
”Dan wordt hij ook niet gestolen”, beaamt de andere.
Ze stellen zich voor als Maria en Helena en ratelen achter elkaar door.
Zo beland ik op de binnenplaats van een Italiaanse familie en haal eerst meneer van Dale er maar weer eens bij om de zinnen beter te kunnen formuleren. ’t Is toch ’fantastico’, uit Holland met de fiets en zo alleen. Diepe buigingen worden gemaakt alsof ik een heldendaad heb verricht. Nog even en ik loop naast mijn schoenen.

Na een zeer gezellig babbeltje zet ik mijn pet op, neem water mee en maak aanstalten om richting Castello te gaan. De binnenplaats wordt afgesloten door een groot hek waar ijzerdraad als slot dient. Ze leggen me uit dat ik straks alleen maar het ijzerdraad hoef te verwijderen als ik wil vertrekken. In het kasteel is het verboden om foto’s te maken en vooral iets aan te raken. De fresco’s op de muur lijken zo onecht dus een kleine aanraking kan volgens mij geen kwaad. Toch komt er na de eerste vingeraanraking al een stem uit de muur met het verzoek ’overal van af te blijven’. Boven op het kasteel is het uitzicht echt de moeite waard.

Aan het einde van de middag passeer ik Belluno Veronese. Hier staan geen druiven langs de weg maar kiwi’s. Als ik er in knijp (hier hoor ik toch geen stemmen) merk ik dat ze nog niet rijp zijn en nog enkele weken geduld moet hebben.
Af en toe suizen vrachtauto’s me voorbij en regelmatig trek ik mijn pet iets verder over mijn oren. Sommige bestuurders kunnen het dan ook niet nalaten een flinke dreun op de claxon te geven en vooral zeer dicht langs me heen te gaan. Dit veroorzaakt veel wind en datgene waar ik steeds voor vreesde wordt nu dus waarheid. Opnieuw suist een idioot met hoge snelheid langs me heen waardoor mijn pet door de lucht vliegt en ik het nakijken heb. De man laat ook zijn claxon horen en heeft waarschijnlijk dolle pret. Het voordeel van de felle kleur is dat zoeken geen problemen geeft en hij weer vrij snel is gevonden.

Voorbij Preabucco staat een gedenkhuisje met de woorden "Il Cristo della Strada". Ter gedachtenis aan de mensen die hebben geholpen bij het aanleggen van de snelweg. Ik rij namelijk parallel met de snelweg waar het verkeer van en naar de Brenner over gaat. De weg stijgt af en toe, maar daalt verderop ook weer. Tijdens de afdaling van 5-6% passeer ik cipressen en kom uiteindelijk in Bardolino waar ik voor de overnachting de dure camping kies aan het Gardameer.


Dag 22: De Povlakte

Je bent hier in een ommezien door je lires heen, tenminste ik wel, want de boodschappen zijn hier niet echt goedkoop. Het wordt dus flappen tappen maar overal is wel een bancomat te vinden. Ik volg een stukje fietspad langs de rivier de Mincio en sla na enkele kilometers weer af naar de route. De rivier loopt tot aan Mantova toe en er ligt een mooi natuurgebied omheen. [De route door de Povlakte loopt nu heel anders; meer naar het oosten. HR] Tractoren met volle aanhangwagens druiven passeren mij om naar de weegbrug en vervolgens de kellerei te gaan. Af en toe komt de geur van wijn je tegemoet. Langzamerhand verandert het landschap in akkers, wordt alles vlakker en uitgestrekter en hier en daar staan rijen bomen.

Aankomende nacht wil ik doorbrengen op de kampeerboerderij bij Porto Mantovano. Hoewel vooraf telefonisch aanmelden gewenst is kan ik hier niet aan voldoen. Het telefoonnummer klopt blijkbaar niet en ik probeer het op de bonnefooi. Verderop zijn geen campings in de nabijheid en morgenochtend wil ik ook Mantova nog bezoeken, dus hoop ik maar dat het voor vannacht hier gaat lukken.

Ik mag dan ook van geluk spreken dat er nog iemand aanwezig is. De eigenaar (Dino) maakt net alles in orde om te vertrekken. Enigszins verbaasd ben ik dan ook wel als hij vertelt dit geen probleem te vinden. Hij biedt me aan om in zijn caravan te overnachten en net te doen of ik thuis ben. Ook het zwembad staat tot mijn beschikking en na een rondleiding over zijn bedrijf (manege) voel ik me net een VIP uit Dynasty als ik met mijn handdoek op de ligstoel bij het zwembad plaats neem. ”Alles is van jou”, zegt hij ”als je maar niets verkoopt”.


Dag 23: verder over de Povlakte

Het bed lag prima; alleen kwamen er na verloop van tijd zeer veel muggen te voorschijn. Ik werd letterlijk en figuurlijk opgevreten! En de muggenmelk ligt thuis dus dat helpt ook niet veel. Diverse muggenbeten zijn dan ook het souvenir van Casa Corte Chiara. Bovendien was de vliegenmepper bedoeld voor lastige Italiaanse mannen, want volgens veel Hollanders was ik mijn leven hier in Italië, als vrouw alleen helemaal niet zeker. Tot op heden heb ik daar nog zeer weinig van gemerkt.

Het is regenachtig als ik richting Mantova fiets en de dam passeer die naar de historische wijk gaat. Mantova ligt aan de rivier de Mincio die zich heeft uitgestrekt tot een aantal meren. Er is dus water genoeg hier, daardoor begrijp ik nu ook waar al die muggen vandaan komen. Bij helder weer heb je mooi uitzicht, maar vandaag is het mistig dus veel valt er niet te zien.

De fiets zet ik achter een ketting langs het trottoir. Bij Palazzo Ducale staan de bezoekers al in een lange rij te wachten. Bussen met vakantiegangers arriveren voor het Palazzo en gezien de drukte koop ik een ansicht waarop de paleizen van de Gonzaga’s staan, zodat ik toch een indruk krijg van datgene waarvoor iedereen staat te wachten. In het Parco Mincio kijk ik toe hoe vissers hun best doen om iets te vangen. Veel Italianen zijn op de been en genieten op hun manier van deze zondag.

Vanwege het weer besluit ik om verder te gaan en fiets via de dam dezelfde weg weer terug. Dan rij ik langs boerderijen, bomen, landerijen, lange wegen en eindeloze vlaktes. Als je niet beter wist dan zou je denken in Nederland te zijn, de Povlakte komt sterk overeen. Bij Borgoforte passeer ik een brug over de rivier die iedereen wel eens op school aan moest wijzen: de Po. Het regenen wordt gelukkig minder, de jas kan uit en het is weer warm vandaag. De meeste dorpen die ik passeer zijn uitgestorven omdat alle winkels gesloten zijn. Alleen de café’s doen zaken. In Concordia sulla Secchia eet ik mijn boterham in een park. Deze plaats dankt zijn naam gedeeltelijk aan de rivier de Secchia die je passeert bij Moglia.

De route gaat verder richting Modena waar ik ± 10 kilometer om moet rijden voor de camping. In de nabijheid is geen andere overnachtingsplek en aangezien wild kamperen niet wordt aanbevolen neem ik het zekere voor het onzekere en volg de aangegeven borden. De camping ligt aan een drukke snelweg maar eenmaal ter plekke valt het lawaai reuze mee.

Terwijl de ravioli staat te pruttelen schrijf ik nog wat ansichten en bel ook even naar het thuisfront. Zo’n GSM is ontzettend handig alleen is een mens geneigd langer te bellen dan nodig is. Daarom blijf ik er bij dat een telefoonkaart praktisch is en er is altijd wel een telefooncel in de buurt.


Dag 24: De Apennijnen in zicht

Naarmate het einde in zicht komt (nog 3 dagen) begint het bij mij altijd te komen: de kick. Het geeft een waanzinnig goed gevoel en je kunt de hele wereld aan. Bepakt fiets ik dezelfde weg via Tre Olmi weer terug, om daarna over de Ponte Uccelino te gaan, een smalle houten baileybrug over de Secchia en niet toegankelijk voor zwaar verkeer (max. 3 ton). Via Albareto, Recovato en allerlei andere mooie plaatsnamen kom ik in Le Budrie, waar ik weer de nodige proviand haal. Ik heb de Povlakte nu wel gezien en ben blij dat ik in de verte de eerste bergen weer waar ga nemen.

De Apennijnen komen steeds dichterbij en het vlakke landschap is langzamerhand aan het veranderen. Grote bruine rupsen kruisen hier mijn pad en boeren uit de omgeving ploegen hun akkers om. Mooie boerderijen, vervallen krotten, schitterende villa’s en eenvoudige woningen. Iedereen is dol op honden want overal hoor je ze blaffen of staan ze zielig achter een hek te kijken. Ook hebben veel bewoners een Michelangelo in de tuin of voor de deur staan en daardoor merk je echt dat je richting Florence gaat. De kleur van de huizen verandert in de omgeving van Bologna in een terracotta teint. Er is zo ontzettend veel te zien onderweg, dus moet je keuzes maken en besluit ik om Bologna niet te bezoeken maar het voor een andere keer te bewaren. Rond Bologna vaart de prostitutie wel want op veel plaatsen, vooral op stille wegen waar weinig verkeer komt en mijn route hier ook toevallig langs gaat, zijn meerdere dames te vinden. Een alternatieve verlichte route!

Dan volgt de weg naar Vado (me ne vado) en ook hier zijn prachtige vergezichten. Na een stukje steenslagpad komt Palazzo di Rossi. Een mooie villa waar de binnenplaats altijd werd gebruikt als doorgangspad voor het langskomende verkeer. Nu is dit afgesloten en kun je er met een boog omheen, maar kijken mag natuurlijk altijd wel. Bij het verkeersbord ’linksaf verboden’ sla ik toch linksaf over de smalle brug waaronder de Reno stroomt. Al snel begint de weg te stijgen en dan passeer ik enorme kleiachtige rotswanden met daar tussen mooie uitzichten. Af en toe moet ik mezelf eens knijpen of alles toch wel echt is.

Na 18 km vals plat en vrij veel verkeer stop ik in Sasso Marconi voor de camping. In mijn beste Italiaans vertel ik het meisje aan de balie dat ik naar Florence ga en van daaruit per trein naar Padova reis. Ze roept haar collega er bij als ik het verhaal afmaak door te vertellen dat mijn echtgenoot met de ‘macchina’ naar de omgeving van Padova komt, waar we samen nog een weekje vakantie in Venetië houden. Romantischer kan het niet, het lijkt wel de ridder op het witte paard, want welke man gaat nu hélemaal naar Italië om zijn vrouw te halen!


Dag 25: weer klimmen

De weg gaat geleidelijk aan weer omhoog en het uitzicht over de Monterumici is formidabel. Aan het klimmen ben ik nu aardig gewend, ik denk dat ik de bergen nog ga missen als ik thuis ben. De flora is mooi hier, er bloeit veel tijm en akelei, minicyclamen en pimpernel, kortom te veel om op te noemen. De herfstkrokus steekt zijn kop uit de grond en er groeien paddestoelen in allerlei kleuren. Ook de bovisten (grote eetbare paddestoel) kom je hier tegen. Jammer dat er tussen dit mooie natuurschoon plotseling een reclamebord staat. Wat een prachtige vergezichten zijn hier. Nooit geweten dat de Apennijnen er zo uit zagen. Je moet er wel je best voor doen, maar de plaatjes zijn schitterend, vooral het dal van de Reno.

Na een stevige klim bereik ik Passo della Futa (900 mtr hoogte) waar het guur, winderig en koud is. Hier is ook een Duitse militaire begraafplaats met een grijs gedenkteken boven op de heuvel. Ik heb hier weinig te zoeken en ’vlieg’ min of meer naar beneden door de afdaling van 5 tot 11% om in Monte di Fo de camping te nemen.


Dag 26: Het eindpunt in zicht

Het is de laatste fietsdag vandaag, althans naar Florence en ik heb er enorm veel zin in. Al vroeg bezorgt de zeer aardige dame van de camping me de schrik, door een tamelijk hoge rekening te presenteren voor de overnachting ( 27000 lire). Zo bruin hebben ze het nog nergens gebakken, maar dit zal wel komen vanwege het feit dat de camping eigenlijk al gesloten was en men speciaal moeite neemt. Desalniettemin ben ik toch enigszins verbijsterd en hierdoor rij ik even later een afslag voorbij en zie plotseling het bordje Montecarelli zie staan. Deze route is wel te volgen maar toch neem ik de moeite om terug te gaan en de juiste weg in te slaan. Het zonnetje schijnt weer en na verschillende lange afdalingen scheelt het een jas met daarboven op de Futapas. Jammer genoeg worden de uitzichten enigszins belemmerd door de laaghangende mist.

In San Piero haal ik boodschappen en bestel alles nu keurig in het Italiaans. Alleen op de vraag: ”Welke ham wilt u precies?” kom ik er niet meer uit en moet ik meneer van Dale uit de tas halen om voor het antwoord te zorgen.

Opnieuw volgen er verschillende klimmetjes, niet echt noemenswaardig want het gaat maar tot 6%. Er komt meer beplanting in de omgeving en hier en daar staat een sinaasappelboom. Tussen hagen van cipressen daal ik af en geniet van de meest mooie uitzichten. Dit is Toscane! Rond 15.00 uur passeer ik het bord ’Firenze’ en neem net als elke andere keer de traditionele foto. Het is ontzettend druk in de stad en het verkeer komt van alle kanten. Wanneer ik voor het verkeerde stoplicht wacht en aan de overzijde de grote stroom verkeer op me af zie komen ben ik zeer verwonderd als er niemand agressief reageert maar gewoon met een boog om me heen rijdt.

 

noor3  
Toscaans landschap gezien vanuit de Giardino di Boboli in Florence

 

Dag 27/28: Bezoek aan Florence

Gedurende de twee dagen dat ik in Florence verblijf probeer ik zoveel mogelijk te bezoeken. Aan het einde van de dag ben ik doodmoe en ik voel me net een spons die alles heeft opgezogen, maar het is dan ook echt de moeite waard en zeker aan te bevelen. De fiets kan ik op de camping laten staan, hier vlakbij ligt het plein van Michelangelo waar ik via de trappen naar beneden kan gaan en na een kwartier midden in de stad ben. Na twee fantastische dagen heb ik geen benen meer over en voel ik dat er ook nog andere spieren in mijn lichaam zitten.

Ook informeer ik op het treinstation naar de vertrektijden van de trein richting Padova voor a.s. zaterdag (29/9). Dit blijkt wel nodig te zijn want veel treinen vertrekken er niet, althans waar ook de fiets in mee kan en als de loketbeambte me vertelt dat dit alleen mogelijk is op zaterdagochtend vroeg om 4.33 uur, dan besef ik dat ik weer van geluk mag spreken. Mijn echtgenoot vertrekt op vrijdagochtend (28/9) en hoopt zaterdagavond in de omgeving van Padova te zijn.


Dag 29: treinreis naar Padova

Om 3.00 uur in de ochtend breek ik de tent af en maak mijn fiets startklaar. Als ik bij het hek van de camping kom blijkt dit hermetisch afgesloten en is er niemand te zien. Een soort gevoel van paniek maakt zich meester over mij want de klok tikt door en treinen wachten niet. Terwijl ik aan het hek rammel komt er plotseling een slaperige bewaker tevoorschijn die me vreemd aankijkt en vraagt waar ik op dit tijdstip naar toe ga. Hij begrijpt de situatie en na de vraag of alles wel betaald is gaat het hek voor me open. De weg kronkelt naar beneden en komt uit bij de rivier de Arno. Min of meer gestressed zit ik op de fiets omdat in donker de straten er toch anders uit zien als op klaarlichte dag. Ik passeer veel dronkelappen, junks en late feestgangers die me geen van allen veel wijzer maken, maar gelukkig is daar ’oom agent’ als redding en stap ik om 4.15 uur in de trein. De opstap voor de fietscoupé is laag, dus met weinig moeite krijg ik alles binnen en neem zelf plaats in de schuin daar tegenovergelegen coupé om mijn trouwe kameraad in het oog te houden.

Om 6.05 uur rijden we Bologna binnen en omdat ik weet dat de volgende trein naar Padova pas om 7.50 uur vertrekt zoek ik het juiste perron vast op en zet daar de fiets neer. Via lange, tamelijk steile trappen moet ik naar de overzijde en wordt het zoeken geblazen om een sterke man te vinden die mijn fiets met toebehoren naar boven en beneden wil sjouwen. De eerste twee slachtoffers kampen beide met een zere rug en nummer drie heeft deftige kleding aan waarmee je zeker geen stoffige fiets kunt dragen. Net als ik besluit om het zelf te gaan doen komt er een marinier uit een trein die zonder pardon mijn karretje van me overneemt en in een ommezien beneden is. Naar boven levert ook geen probleem op en dan gaat hij er op een holletje vandoor om zijn trein te halen. In het wachtlokaal op het perron zet ik alles neer en vraag aan de halfslapende zwervers, die daar de nacht hebben doorgebracht, of ze op mijn spullen willen passen, terwijl ik beneden koffie ga drinken. Wegfietsen zullen ze heus niet.

Na een smakelijke cappuccino keer ik terug naar het perron waar alles nog steeds in rust verkeert. Tegen half 8 rolt de trein al binnen en is er dus tijd genoeg om iedereen in te laten stappen. Ook hier staat mijn fiets alleen in een grote aparte fietscoupé. Met enige vertraging arriveren we om 9.30 uur in Padova waar opnieuw een attente heer direct aanbiedt alles te helpen uitladen. Wie er nog aan twijfelt of er aardige mensen rondlopen heeft het dus mis! Taxichauffeurs voor het station leggen de weg uit naar het plaatsje Stra. Het is ongeveer 15 kilometer fietsen en gaat voornamelijk via de grote weg die naar Venetië loopt. Met een gastvrije ontvangst in het hotel komt er dan een einde aan deze fietstocht.

Italië heeft een grote indruk bij mij achtergelaten en het staat voor me vast dat ik zeker terug kom. Door deze fietstocht voel ik me ’sterker’ en weet dat ik mijn grenzen opnieuw kan gaan verleggen. Ik heb er enorm van genoten. Mijn complimenten voor de maker van de boekjes ”Fietsen naar Toscane”.

Noor Andeweg

Noor Andeweg schreef later over haar reizen naar en in Spanje en Portugal het boek "Een beetje Pelgrim, maar vooral Geluksvogel", verkrijgbaar via haar weblog